Geschiedenis
In 2020 bestond Scoutinggroep de Fakkeldraagsters uit Soest 75 jaar. Hieronder alvast een greep uit onze geschiedenis!
Het begin
Scoutinggroep De Fakkeldraagsters bestaat sinds de zomer van 1945 en was onderdeel van het Nederlands Padvindsters Gilde. Koningin Juliana was destijds beschermvrouwe van het Nederlands Padvindsters Gilde. Voor haar eigen dochters werd op Soestdijk een speciale Scoutinggroep opgericht: de Zandlopers. Het clubhuis was een verbouwd kippenhok, achter in de paleistuin. Alle vier de prinsessen waren lid van het Nederlands Padvindsters Gilde. Ze begonnen als kleine ‘kabouters’ in hun eigen paleistuin. In 1946 werd Beatrix geïnstalleerd, in 1947 Irene, in 1951 Margriet en in 1955 Marijke. Toen de prinsessen ouder werden werd deze (kabouter)groep, de Zandlopers, opgeheven. De oudste twee prinsessen werden waterpadvindster in Baarn. De laatst overgebleven kabouters van de Zandlopers gingen over naar ‘het Bosdierenvendel’, eveneens te Soestdijk. Deze Bosdieren gingen in 1960 op hun beurt weer over naar de Fakkeldraagsters.
Een reis langs verschillende accommodaties in Soest
1945: De Sparrenlaan
Voordat de Fakkeldraagsters in hun clubhuis aan de Den Blieklaan kwamen, zaten zij op verschillende locaties in Soest. De gemeente Soest stelde in 1945 een clubhuis ter beschikking: een houten gebouwtje aan het eind van de Sparrenlaan. In een ander onderkomen op hetzelfde terrein zaten de verkenners van de Hopman Masselman groep.
1945 – 1955: Buitenplaats Braamhage (Soestdijk)
Kort na de oprichting in 1945 werden De Fakkeldraagsters vanwege grote groei van het ledenaantal, opgesplitst in een junioren- en een seniorenvendel. De gemeente Soest stelde voor het juniorenvendel eind jaren 40 een schuilkelder beschikbaar als clubhuis achter het toenmalige buitenplaats Braamhage(Soestdijk). Dit onderkomen was alleen via de Noorderweg te bereiken. Een stevige plank werd gebruikt om over de sloot te komen die tussen de weg en de tuin van Braamhage lag. Tot 1955 zou het juniorenvendel de schuilkelder achter Braamhage blijven gebruiken.
1954: Kabouterhuis de Paddenstoel
Alie Frankena is van 1946 tot 1960 als leidster verbonden aan Scoutinggroep de Fakkeldraagsters. Alie heeft zowel de kabouters als de padvindsters geleid. Een belangrijke standplaats was de garage van de familie Berghauser-Pont, de directeur van Ziekenhuis Zonnegloren. Deze garage stond naast het ziekenhuis aan de Soesterbergsestraat. Op 22 juni 1953 wordt er een overeenkomst opgesteld over het gebruik van een stuk grond behorend bij het ziekenhuis maar liggend aan de andere zijde van de Soesterbergsestraat. In juli 1953 schrijft Alie Frankena een brief naar de burgemeester van Soest. In die brief meldt zij, dat tot overeenkomst is gekomen met de directeur van Sanatorium Zonnegloren over het verkrijgen van een stukje grond voor de bouw van een kabouterclubhuis. De burgemeester draagt de kabouters een warm hart toe. Hij komt met de mededeling dat er een clubhuis (een houten blokhut) gebouwd mag worden direct naast het openluchttheater. Alie Frankena steekt met enkele ouders zelf de handen uit mouwen. De gemeente stelt hout beschikbaar. Met gebundelde krachten wordt een idyllisch gebouwtje neergezet. De opening vindt plaats op 23 oktober 1954. Burgemeester Bentinck is er getuige van. De blokhut krijgt als naam ‘Kabouterhuis de Paddenstoel’.
1956-1965 De wagon
De meisjes van het Bosdierenvendel, afkomstig uit de Paleistuin, ‘De Zandlopers’, zitten in 1956 in een oude NS wagon als clubhuis in het Baarnse Bos in Soestdijk aan de Koningslaan. Het padvindstersvendel bestaat op dat moment uit 16 meisjes. Vanwege een tekort aan leiding draaien de padvindsters samen met de Fakkeldraagsters. Alie Frankena verzoekt het gemeentebestuur van Soest de hand over hart te strijken en de wagon in de buurt van de Paddenstoel te plaatsen. Als bijkomend voordeel geeft ze aan dat veel kinderen uit Soestduinen de reis naar Soestdijk toch wel een bezwaar vinden. De gemeente Soest blijft echter op haar standpunt staan: de wagon gaat niet naar het terrein van Zonnegloren. Tot 1964 zitten de padvindsters van het Bosdierenvendel nog in het Baarnsche bos. Alie Frankena schrijft vervolgens een brief naar Koningin Juliana, op dat moment beschermvrouwe van het Nederlands Padvindsters Gilde, waarin ze om hulp vraagt. Koningin Juliana laat de brief kopiëren en stuurt deze kopie op 6 november 1964 naar de burgemeester van Soest. De kopie is bij een brief van haar particulier secretaresse, Jonkvrouw C.E.B. Röell, gevoegd. Jonkvrouw Röell vraagt de burgermeester of er in de gemeente Soest geen plaats of lokaliteit aan te wijzen zou zijn waar de bijeenkomsten van de Fakkeldraagsters kunnen plaatsvinden. Hiermee wordt uiteindelijk de basis gelegd voor een gezamenlijk onder komen van zowel kabouters als padvindsters.
Voor de kabouters in het Kabouterhuis de Paddenstoel is de situatie inmiddels ook verslechterd. Ondanks het feit dat het terreintje omheind is valt De Paddenstoel meer en meer ten prooi aan vandalisme. Het houten gebouwtje ligt zo afgelegen, dat vernielers er ongezien hun gang kunnen gaan en dat doen ze. Op het laatst – de kabouters zijn er dan al uitgetrokken – verblijft er nog een groep Hells Angels. Niet lang daarna is het gedaan met de blokhut.
1968: Naar de Bosstraat
Het gemeentebestuur van Soest komt in 1965 met een voorstel voor een plaats waar een clubhuis gebouwd mag worden. Het grijze noodgebouw dat eerst dienst deed als behuizing voor de R.K. Bibliotheek wordt uiteindelijk neergezet aan de Bosstraat. Op 18 mei 1968 wordt het nieuwe clubhuis geopend.
Voorjaar 1978: naar de Den Blieklaan
De Schrik is groot als in 1977 van de gemeente het bericht komt dat de grond waarop de gebouwen staan aan anderen beloofd is. Op deze grond zal later het Blauwe Vogelhuis verijzen en verder zijn er voor de uitbreiding van de tennisbaan al toezeggingen gedaan. De Fakkeldraagsters krijgen de huidige locatie op de Den Blieklaan toegewezen. Met de afbraak van de bestaande bebouwing wordt onmiddellijk een begin gemaakt. Het nieuwe clubhuis wordt in het voorjaar van 1978 geopend.